Op weg naar Jeruzalem trok Hij verder langs steden en dorpen, terwijl Hij onderricht gaf. Iemand vroeg Hem:
‘Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?’ Hij antwoordde:
‘Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen. Als de Heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen:
“Heer, doe open voor ons!”, dan zal Hij antwoorden:
“Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?” Jullie zullen zeggen:
“We hebben in Uw bijzijn gegeten en gedronken en U hebt in onze straten onderricht gegeven.” Maar Hij zal tegen jullie zeggen:
“Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!” Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt. Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aan tafel genodigd worden in het koninkrijk van God. En bedenk wel:
er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.’ Precies op dat ogenblik kwamen er enige Farizeeën die tegen Hem zeiden:
‘Vertrek, ga weg van hier, want Herodes wil U doden!’ Hij antwoordde:
‘Zeg tegen die vos:
“Let op, Ik drijf demonen uit en vandaag en morgen genees Ik mensen, en op de derde dag bereik Ik de voltooiing.” Maar Ik moet vandaag en morgen en de volgende dag op weg blijven, want het gaat niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem –Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie stad wordt aan haar lot overgelaten. Ik verzeker jullie:
jullie zullen Mij niet meer zien, tot de tijd komt dat je zult zeggen:
“Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”‘